Voor de toepassing van deze aanbeveling gelden de volgende definities:
a) successiebelasting : iedere op nationaal, federaal, regionaal of lokaal niveau geheven belasting bij overlijden, ongeacht de benaming van de belasting, de wijze van heffing en het subject van de belasting, inclusief met name boedelbelasting, erfbelasting, overdrachtsbelasting, recht van overgang, zegelrecht, inkomsten- en vermogenswinstbelasting;
b) voorkoming (voor belasting) : een in wetgeving en/of algemene beleidsregels of -aanwijzingen opgenomen voorziening op grond waarvan een lidstaat voorkoming verleent voor successiebelasting die in een andere lidstaat is betaald, door de buitenlandse belasting met in het binnenland verschuldigde belasting te verrekenen, door de nalatenschap of delen daarvan vrij te stellen van binnenlandse belasting ter compensatie van de betaalde buitenlandse belasting, of door anderszins af te zien van de heffing van successiebelasting;
c) vermogensbestanddelen : roerende en/of onroerende goederen en/of rechten die aan successiebelasting zijn onderworpen;
d) persoonlijke band : de band van een overledene of erfgenaam met een lidstaat, waarbij kan worden aangeknoopt bij zijn woonplaats, vaste verblijfplaats, duurzaam tehuis, middelpunt van levensbelangen, gewoonlijke verblijfplaats, nationaliteit of plaats van werkelijke leiding.
Voor de toepassing van punt a) wordt voorheen betaalde schenkingsbelasting over hetzelfde vermogensbestanddeel aangemerkt als successiebelasting met het oog op het toestaan van verrekening.
De begrippen "vaste inrichting", "onroerende goederen", "roerende goederen", "inwoner", "woonplaats", "onderdaan/nationaliteit", "gewoonlijke verblijfplaats" en "duurzaam tehuis" worden uitgelegd overeenkomstig de binnenlandse wetgeving van de lidstaat die het begrip gebruikt.